30 kinderen niet aan een touwtje…
In 1969 vierde pastoor van der Heijden zijn 25 jarig Priesterfeest. in het kader van dat feest kwam Kapelaan Marinus Goijaerts op het idee om een jongerenkoor op te richten. Samen met organist Janssen kregen ze een groep kinderen bij elkaar en op 5 juli was de eerste uitvoering in een eucharistieviering. Het werd een succes en men zocht naar een mogelijkheid om dit gelegenheidskoor te continueren.
Kapelaan Goijaerts zocht contact met Wil Boleij en haalde hem over het koor te gaan leiden. “Ik wil het best proberen!” zei Wil, die uit een grote, zéér muzikale familie kwam. En zo ontstond het Jongerenkoor St.Petrus.
De kinderen was geen probleem. Die hadden Goijaerts en Janssen al verzameld. Aan Wil de taak om er muzikale begeleiding bij te zoeken. Hij vond een goede gitarist ‘… de Groot’, een drummer ‘… Arts’ (de voornamen zijn hem ontschoten) die wat later werd vervangen door Joep van Oort.
Later kwam Chris Pluk, toetsenist, er een paar keer bij. Toen hij er mee stopte nam Wil het zelf over. Een dame van de Hulstweg zag dat, en meldde zich spontaan. Wat later nam zoon Frank Boleij de toetsen over. Volgens Wil begon in die periode ook José de Bruin als fluitiste… zij fluit en zingt nog steeds bij Mistral!
Het Jongerenkoor zong één viering per maand, plus natuurlijk kerstmis en pasen. De meeste kinderen zaten nog op de Lagere school, maar ze mochten ook langer blijven. De meisjes waren in de meerderheid, totaal zo’n 25 man. Toch schommelde het leden aantal sterk. Wil: “Ik was blij als ze wat langer bleven want dan kreeg je een beetje power in het koor. Het was wel lastig, want het viel niet mee om die jongeren in het gareel te houden.”
De muziek werd gehaald van LP’s van jongerenkoren. Soms togen Boleij en Goijaerts naar Breda om daar muziek en teksten bij andere goede jongerenkoren weg te halen.
“Het kostte allemaal veel tijd, want ik deed ook nog de teksten. Ik had bij het Bisdom materiaal opgevraagd en daar zaten goede voorbeelden bij. Maar ik ook heel veel teksten zelf gemaakt en legde ze aan de pastoor voor. Hij vond ‘dat allemaal wel goed, je doet het wel netjes!’ En dan moest het nog getypt en gestencild worden op de Jozefschool. Twee dames van den Mortel hielpen daarbij. Ook als dirigent kost het allemaal heel veel tijd, daar hebben mensen geen idee van.”
“Mijn schoondochter heeft meegezongen, mijn oudste dochter met haar man, eigenlijk al mijn kinderen.” En zoon Frank speelde op het elektronische orgel.
Er werd bijna nooit buiten de Petruskerk gezongen. Toch zongen ze twee keer in Velp op de Binkhof bij mensen met een beperking. En uit de contacten met Breda volgde ook een uitwisseling van koren. Daarnaast is er ook nog een bijzondere eucharistieviering geweest waarbij het Petruskoor van Willy Brouwers samen zong met het Jongerenkoor.
De pastoors stonden zéér positief tegenover het jongerenkoor, met name pastoor Ponsioen. Hij was zéér betrokken. Pastoor van der Heijden was wat afstandelijker, maar hij delegeerde zijn bemoeienis aan zijn kapelaan, die zéér actief en betrokken was actiever!
Pastoor Ponsioen kwam altijd vragen of er nog problemen waren. “Soms waren er problemen met de toenmalige koster omdat ze de vloer net gewreven hadden. En die was dan glad, dus die kinderen lekker glijden… Dertig kinderen van 15-16 had je niet aan een touwtje en kon je niet vertellen hoe ze precies moesten lopen. En dan kreeg ik mot met de koster. Pastoor Ponsioen loste dat dan wel weer op. De sfeer in het koor was altijd goed, maar soms was er onenigheid en dan moest ik er tussen springen.”
Het kerkbezoek was groot als het jongerenkoor zong. “Als wij een dienst hadden zat de kerk zat vol, echt harstikke vol!” Dan was de akoestiek op z’n best voor het jongerenkoor. Ze stonden toen nog links op het priesterkoor.
Er waren ook mensen die het allemaal maar niks vonden. Die mensen werd aangeraden om naar een andere viering te gaan. Voor een vormselviering kwam Mgr. Verschuren naar Uden. “Ik had toen een drummer en die was niet zo verlegen, dus die poetste er tegenan. En als de bisschop tegen drummer zei, dat ie niet zo hard op de drums moest slaan, dan ging ie er nog harder tegenan! Die kreeg met die bisschop woorden, toen ben ik er maar tussen gesprongen.”
Voor de begeleiding was een orgeltje nodig. Een piano beviel niet. Maar geld was er niet, dus dan moest je weer aankloppen bij het kerkbestuur en het was een sport om wat geld los te peuteren. ‘Ik kreeg veel steun van organist Janssen en daarom konden we toen een elektronisch orgeltje kopen.
Wil had al vaker aangegeven om te willen stoppen, maar er was geen opvolger. Pas begin 1988 werd een dirigente gevonden en kon Wil gaan genieten van andere dingen. Zo zingt hij al jaren bij De Karawanken! En als alles goed gaat, zal Wil bij het Jubileumconcert van Mistral het eerste nummer dirigeren!
“Maar…, ik heb het met heel veel plezier gedaan!”, aldus Wil!
Jacques Delemarre